• ei·er·wek·ker
enkelvoud meervoud
naamwoord eierwekker eierwekkers
verkleinwoord eierwekkertje eierwekkertjes

de eierwekkerm

  1. wekker die men gebruikt bij het koken van eieren
     Niet alleen PC en tv worden eindelijk verbonden. Alles moet aan het internet verbonden worden. Samsung komt met een Wi-Fi-koelkast, zodat je altijd weet wat je in de koelkast hebt. Een Wi-Fi-kookpot maakt de eierwekker overbodig. En door een slimme tandenborstel bewijs je bij je tandarts dat je echt goed poetst. Een app houdt je poetsgedrag netjes bij.[2]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron “Groter, scherper, mooier: CES” (Dinsdag 7 januari 2014, 16:25), NOS