• ei·er·vor·mig
  • afleiding van eivorm met het achtervoegsel -ig
stellend
onverbogen eiervormig
verbogen eiervormige
partitief eivormigs

eiervormig

  1. de vorm van een ei hebbend
80 % van de Nederlanders;
72 % van de Vlamingen.[1]
  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be