• ei·er·poe·der
enkelvoud meervoud
naamwoord eierpoeder eierpoeders
verkleinwoord

eierpoeder m/o [1]

  1. (voeding) poeder gemaakt van gedroogde eieren
     In een van de twee hallen van Niverplast aan de Kalanderstraat in Rijssen staat een machine proef te draaien voor een fabrikant van eierpoeder. Er wordt nog volop aan de afstelling gewerkt. Op de transportband komt een kartonnen doos, daarin komt een plastic zak, er valt een aantal kilo's eierpoeder in, de doos wordt gewogen, de zak geseald en de doos dichtgeklapt. Een stuk plakband erover, klaar.[2]
     Afgelopen jaar mochten voor het eerst eierproducten worden geleverd voor de Amerikaanse markt. Nederland kan zo’n 420.000 kilo eierpoeder, gemaakt van 100 miljoen eieren, leveren aan de Verenigde Staten. Eiwitpoeder wordt gebruikt voor hamburgers en softijs.[3]
     Nestlé, bekend van merken als Nespresso en Buitoni-pizza, beklemtoont dat de ban zowel geldt voor de eieren als voor afgeleide producten zoals eierpoeder. Het concern verwijst als verklaring naar het dierenwelzijn.[4]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron “Niverplast, als er een zak in de doos moet” (16-01-2009), Tubantia
  3.   Weblink bron “Agrarische export weer licht gestegen” (15-01-2016), Tubantia
  4.   Weblink bron
    edm
    “Nestlé bant vanaf 2025 alle eieren van legbatterijen” (02/11/2017), De Standaard