efficiëntiewinst

  • ef·fi·ci·en·tie·winst
enkelvoud meervoud
naamwoord efficiëntiewinst efficiëntiewinsten
verkleinwoord - -

de efficiëntiewinstv

  1. (economie) hogere opbrengst uit gelijk blijvende middelen (in tegenstelling tot hogere opbrengst door groei)
     Grievink meent dat C1000 een perfect draaiende machine is, zodat er weinig efficiëntiewinst is te behalen.[1]
  1.   Weblink bron
    Frits Baltesen
    “Aan alle kanten ingehaald” (6 februari 2007) op nrc.nl