effenheid
- ef·fen·heid
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | effenheid | effenheden |
verkleinwoord |
de effenheid v
- de gladheid van een oppervlak
- Glijoppervlakken, aanslagoppervlakken en andere functionele oppervlakken van een kunststofonderdeel hebben vaak eisen voor effenheid. De effenheid is één van de vormtoleranties en wordt op technische tekeningen met het symbool van de liggende ruit aangegeven, aangevuld met de tolerantiegrenzen. Twee vlakken evenwijdig aan het gegeven oppervlak begrenzen het tolerantiebereik. [2]
- Het woord 'effenheid' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "effenheid" herkend door:
92 % | van de Nederlanders; |
89 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ naeff.nl Effenheid Effenheid geraadpleegd 26-11-2018
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be