eenspan
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- een·span
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | eenspan | eenspannen |
verkleinwoord | eenspannetje | eenspannetjes |
Zelfstandig naamwoord
het eenspan o
- rijtuig getrokken door één paard of ander trekdier
- Ter plekke bleek een tweespan om onduidelijke reden op hol te zijn geslagen toen drie koetsiers bij een huifkarbedrijf hun huifkarren (1 eenspan en 2 tweespannen) aan het keren waren om ze klaar te zetten voor een wachtende groep mensen. [2]
- Een koets begon te slingeren, waarop het paard op hol sloeg op een licht dalende landweg. De koetsier kon nog van de bok springen maar de ruiters die voor de koets reden konden het op hol geslagen paard nog moeilijk ontwijken. In een zeer scherpe bocht ging het eenspan rechtdoor. [3]
Synoniemen
Verwante begrippen
Gangbaarheid
- Het woord eenspan staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "eenspan" herkend door:
61 % | van de Nederlanders; |
67 % | van de Vlamingen.[4] |
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Reformatorisch Dagblad 06-07-2009 Ongeluk met huifkarren
- ↑ De Standaard 9 OKTOBER 2017 Ruiter gewond, drie paarden dood
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be