Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ee·ga·de
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord eegade eegaden
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

de eegadev / m

  1. (verouderd) persoon met wie je een huwelijk hebt gesloten
     Bilderdijk houdt streng, 'bijna dreigend', de hand aan het benadrukken van de mannelijke almacht. In het voorwoord van een bundel van hem en zijn vrouw schrijft hij: 'wat mijn eegade tot dezen bundel heeft bijgedragen blijkt uit de tekening der stukken zelve. Men zal daar het zachte, aandoenlijke hart in herkennen, de vrouw kentekenende, alleen gevormd om het geluk van haren gemaal te zijn, en die op niets anders aanspraak maakt.'[3]
     Het was een liefdesfeest. Vrede, verdraagzaamheid, vrolijkheid, lente, goede geuren, muziek, een lucht vol sterren, en overal bedden. Wij waren er met onze vriendinnen, en onze wettelijke eegaden waren er met hun vrienden.[4]
Synoniemen

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. eegade op website: Etymologiebank.nl
  3.   Weblink bron
    Maaike Meijer
    “Standaardwerk over vrouwenliteratuur; Dollen met de conventies van het lofdicht” (16 januari 1998) op nrc.nl  
  4.   Weblink bron Kladboek II in: Tirade., 237 jrg. 22 nr. 6 (juni 1978), G.A. van Oorschot, Amsterdam, p. 355/356