• echt·breek·ster
enkelvoud meervoud
naamwoord echtbreekster echtbreeksters
verkleinwoord

de echtbreeksterv

  1. vrouw die een scheiding aanvraagt; getrouwde vrouw die een liefdesrelatie aangaat met een andere man of vrouw
     Hij stamelde dat de koningin van Schotland een echtbreekster was en werd verdacht van moord en dat hij een man was die ervan hield op een veilig hoofdkussen te slapen.[2]
     „Die meid heeft geen zelfrespect”, schreef die laatste online. „Ze spreekt af met getrouwde mannen die kinderen hebben, terwijl ze zelf niet eens nakomelingen wil. Karma is a bitch. Knoop dat maar goed in je oren, echtbreekster. Je krijgt nog wel wat je verdient.”[3]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Victoria Holt
    “In de schaduw van de troon” (1978), Saga, ISBN 9788726484885
  3.   Weblink bron
    Sven Van Malderen
    “Fotografe schiet kinderen en liefdesrivale dood om ex te kwetsen” (12-08-2017), Tubantia