Andere schrijfwijzen Niet te verwarren met: Dries


  • dries
enkelvoud meervoud
naamwoord dries driesen
verkleinwoord - -

[A] de driesm

  1. (landbouw) braakliggend akkerland
    • Op de driesen werd ook aan akkerbouw gedaan, zij het niet permanent zoals op de akkers, maar tijdelijk, volgens een specifiek systeem van wisselbouw. Nadat men er een aantal jaren na elkaar gewassen op had gekweekt, was de grond uitgeput en liet men die weer op krachten komen door er gras en onkruid te laten opschieten, zodat de dries nu een tijdlang als gemeenschappelijke weide dienst kon doen. [3]
  2. met gras begroeid gemeenschappelijke grond of dorpsplein
    • Een dries is een aan de rand van of in een dorp gelegen open ruimte, die gemeenschappelijk eigendom was van de dorpsbewoners. [4]
  3. (landbouw) grasland
    • In Kempenland is een dries in de regel een dicht bij de woning gelegen hoog stuk weiland, waarvan het gras (en het hooi: drieshooi), die van betere kwaliteit zijn dan het beemdhooi, tot voedsel voor koeien dienen. [5]
  4. (landbouw) erf bij een boerderij
enkelvoud meervoud
naamwoord dries driezen
verkleinwoord - -

[B] de driesm

  1. (pejoratief) iemand die weinig nadenkt
    • Altena vermijdt op een bewonderenswaardige manier de geijkte cliché's van de tragedie-vertalers. 'Vermetel' wordt bij hem 'een dolle dries', 'het rampzalige lijk' 'een zwaar bezocht lijk'. Bijna altijd blijken zulke vertalingen precies datgene te bevatten wat Euripides zegt. [6]
53 % van de Nederlanders;
74 % van de Vlamingen.[7]


stamtijd
infinitief voltooid
deelwoord
dries
gedries
volledig

dries

  1. braakliggend land omploegen, valgen


dries

  1. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van (to) dry