driekleurenvliegenvanger

Nederlands

 
Uitspraak
  • (IPA in voorbereiding)
Woordafbreking
  • drie·kleu·ren·vlie·gen·van·ger
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord driekleurenvliegenvanger driekleurenvliegenvangers
verkleinwoord driekleurenvliegenvangertje driekleurenvliegenvangertjes

Zelfstandig naamwoord

de driekleurenvliegenvangerm

  1. (zangvogels) Ficedula zanthopygia   een vogelsoort uit de familie van de muscicapidae (vliegenvangers). De vogel wordt vaak nog beschouwd als een ondersoort van de geelbrauwvliegenvanger (F. narcissius zanthopygia), net de groenrugvliegenvanger
Hyperoniemen

Gangbaarheid

Meer informatie