douairière
- Geluid: douairière (hulp, bestand)
- IPA: / duwariˈjɛrə / (5 lettergrepen)
- dou·ai·ri·è·re
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘adellijke weduwe’ voor het eerst aangetroffen in 1669 [1]
- via Middelnederlands douagiereghe [2] uit het Frans
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | douairière | douairières |
verkleinwoord | - | - |
de douairière v
- (adel) weduwe van een edelman
- De goede reisgezel en zijn wijze moeder veranderden zienderogen in een halfmallote douarière en een nauwelijks bewaakbare dégéneré. [3]
- (verouderd) (aangevuld met de titel van de overleden echtgenoot) aanduiding voor de weduwe van een edelman
- De douarière Melchior-Jan van Susteren liet het herbouwen en deed voor dit werk een beroep op de beroemdste architekt van de tijd nl. Jan-Pieter van Baurscheit de Jonge. [4]
1. weduwe van een edelman
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- Het woord douairière staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ "douairière" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ douairière op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Duinkerken A. van"Marnix Gijsen" in: Dietsche Warande en Belfort. jrg. 101 (1956) Uitgeversmij. N.V. Standaard-Boekhandel, Antwerpen; p. 335; geraadpleegd 2017-06-07
- ↑ Florquin, J.Ten huize van... 6. (1970) Davidsfonds, Leuven; p. 182/183; geraadpleegd 2017-06-07
- dou·ai·ri·è·re
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | douairière | douairières |
douairière
- (adel) douairière, weduwe van een edelman
enkelvoud | meervoud | ||
---|---|---|---|
zonder lidwoord | met lidwoord | zonder lidwoord | met lidwoord |
douairière | la douairière | douairières | les douairières |
douairière v
- (adel) douairière, weduwe van een edelman