• dor·sen
  • In de betekenis van ‘zaad uit de aren slaan’ voor het eerst aangetroffen in 1285 [1]
  • [2]
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
dorsen
dorste
gedorst
zwak -t volledig

dorsen

  1. overgankelijk door op de geoogste aren te slaan het graan vrijmaken
    • Het graan werd vroeger met vlegels gedorst. 

de dorsenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord dors
95 % van de Nederlanders;
92 % van de Vlamingen.[3]