• dors
enkelvoud meervoud
naamwoord dors dorsen
verkleinwoord - -

[A] de dorsm

  1. (visserij) jonge kabeljauw
enkelvoud meervoud
naamwoord dors dorsen
verkleinwoord - -

[B] de dorsm

  1. (landbouw) activiteit waarbij graankorrels worden vrijgemaakt uit aren door daarop te slaan
  2. (landbouw) plaats bestemd om graankorrels vrij te maken uit aren door daarop te slaan
vervoeging van
dorsen

[B] dors

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van dorsen
    • Ik dors. 
  2. gebiedende wijs van dorsen
    • Dors! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van dorsen
    • Dors je? 

[C] dors

  1. partitief van de stellende trap van dor
85 % van de Nederlanders;
74 % van de Vlamingen.[5]