dorste
- dor·ste (bijvoeglijk naamwoord)
- dors·te (werkwoord)
dorste
- verbogen vorm van de overtreffende trap van dor
vervoeging van |
---|
dorsen |
dorste
- enkelvoud verleden tijd van dorsen
- Ik dorste.
- Jij dorste.
- Hij, zij, het dorste.
- Ik dorste.
vervoeging van |
---|
dorsten |
dorste
- aanvoegende wijs van dorsten
(verouderd):
vervoeging van |
---|
dorren |
dorste
- enkelvoud verleden tijd van dorren
- Ik dorste.
- Jij dorste.
- Hij, zij, het dorste.
- Ik dorste.
- Het woord dorste staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.