Nederlands

 
dorpsschool
Uitspraak
Woordafbreking
  • dorps·school
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord dorpsschool dorpsscholen
verkleinwoord dorpsschooltje dorpsschooltjes

Zelfstandig naamwoord

de dorpsschoolv / m

  1. (onderwijs) school in een kleine stad of kleine nederzetting
     Volgens het NCOR kan een schoolbestuur niet gedwongen worden een dorpsschool over te dragen aan ouders, zoals de ouderverenigingen willen. Verder zegt het centrum in het advies aan staatssecretaris Dekker dat een coöperatie met nevenvestigingen geen geschikte vorm is, omdat de scholen financieel en bestuurlijk niet zelfstandig kunnen blijven bestaan. Beter zouden de dorpsgemeenschappen een stichting of vereniging op kunnen richten.[2]
     In de winter staat de sneeuw hier tot aan de dakrand en is er helemaal niets te beleven. Loeda is lerares geschiedenis op de dorpsschool. Zij moet de nieuwe generatie nu uitleggen dat de Krim een deel van Rusland is.[3]
     Steeds meer voorzieningen zijn verdwenen uit het dorp. Vooral het sluiten van de dorpsschool was een grote teleurstelling. In het leegstaande gebouw is nu het dorpshuis De Pompel gekomen. Het is op dit moment ook het loket waar mensen terecht kunnen om hun vragen te stellen en hun verdriet kenbaar te maken over de versterking. En verdriet is er zeker, omdat niet ieder huis in Overschild gaat worden gesloopt of versterkt.[4]
Synoniemen

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron “Dorpen mogen school niet besturen” (28-10-2014), NOS
  3.   Weblink bron “Langs de Wolga: de leegloop van het Russische platteland” (05-08-2015), NOS
  4.   Weblink bron “Overschild krijgt nieuwe kern, voorbeeld voor rest bevingsgebied in Groningen” (16-10-2018), NOS