dorpsonderwijzer
- dorps·on·der·wij·zer
- samenstelling van dorp zn en onderwijzer zn met het invoegsel -s-
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | dorpsonderwijzer | dorpsonderwijzers |
verkleinwoord |
de dorpsonderwijzer m
- (onderwijs) leraar van een basisschool van een dorp
- ▸ Het is een goed verhaal.'Imkes ogen glansden. 'Ik heb altijd al gedacht dat je een slimme vent was. Maar de zoon van de dorpsonderwijzer, dat is niet mis.'[1]
- ▸ 1989: Hugo Claus - De Zwaardvis Tijdens het verloop van een idyllische zomerdag op het land kruisen de lotsbestemmingen van vier mensen elkaar: een jonge gescheiden vrouw, haar grillige zoontje, een aan lager wal geraakte veearts, en een dorpsonderwijzer. Een redeloze misdaad wordt begaan.[2]
- Het woord dorpsonderwijzer staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Carla de Jong“Geheim leven” (2019), Ambo Anthos, ISBN 9789026346132
- ↑ Weblink bron “Vlaamse schrijvers boekenweekgeschenk” (13-03-2012), NOS