doorzenden
naamwoord van handeling | |
---|---|
zelfstandig | bijvoeglijk |
doorzenden | doorgezonden |
doorzending |
- Geluid: doorzenden (hulp, bestand)
- door·zen·den
- samenstelling van door bw en zenden ww
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
doorzenden |
zond door |
doorgezonden |
klasse 3 | volledig |
doorzenden
- ditransitief iets dat ontvangen is weer verder sturen
- Ik zal je die e-mail doorzenden.
- Het woord doorzenden staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.