• door·ge·leerd
vervoeging van: doorleren…
verbogen vorm: doorgeleerde

doorgeleerd

  1. voltooid deelwoord van doorleren
     Diep medelijden beving me met de ijverige NOS-journalisten, die al die gelijkluidende bewindsmensen in het nauwe keurslijf van het draaiboek moesten ondervragen. Hadden ze daar nou voor doorgeleerd aan de School voor Journalistiek?[2]
  • hebben doorgeleerd voor
    een opleiding hebben afgerond speciaal voor
  • niet hebben doorgeleerd voor
    geen bijzonder deskundigheid hebben wat betreft
stellend
onverbogen doorgeleerd
verbogen doorgeleerde
partitief doorgeleerds

Niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie als bijvoeglijk naamwoord

doorgeleerd

  1. blijk gevend van uitvoerige studie
     Al heel lang vind ik dat de literatuur niet alleen voor doorgeleerde mensen is... Een nieuw tijdschrift dat voor iedereen is, dat is zo'n natuurlijk idee dat ik het tegelijk erg dapper vind.[3]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron
    Frits Abrahams
    “Geweldige uitdaging” (12 januari 2022) op nrc.nl  
  3.   Weblink bron En verder in: Vrij Nederland. Boekenbijlage, jrg. 1986 nr. 9 (1 maart 1986), Stichting Vrij Nederland, Amsterdam, p. 16