• dood·schop
enkelvoud meervoud
naamwoord doodschop doodschoppen
verkleinwoord

de doodschopm

  1. gevaarlijk harde trap met de voet
     "Ik zou de boel niet dichtgooien. Niet de bus parkeren, want dan ga je 'm toch verliezen. Maar wat wel: ieder duel er vol in. En als het even kan, dan gaat de speler over de boarding. Je kan de tegenstander uit zijn spel brengen. Maar het moet wel realistisch blijven. Je moet geen doodschoppen uitdelen, maar zorg dat je er kort op zit. Natuurlijk helpt het als je iets feller bent."[3]
     "Nee, geen doodschop", antwoordt Jurriën. "Gewoon shirtje trekken." Quinten reageert met verbazing: "Maar als we een wedstrijd spelen, is het toch gewoon oorlog?" Jurriën: "Ja, dat is waar. Ik kan hem misschien wel gaan trappen zondag. Als hij lastig doet."[4]
vervoeging van
doodschoppen

doodschop

  1. (in een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van doodschoppen
    • ... dat ik doodschop. 
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. doodschop op website: Etymologiebank.nl
  3.   Weblink bron
    Jitse Bos
    “Hoe stop je Ajax? 'Geen doodschop geven, maar wel speler over de boarding'” (25-09-2021), NOS
  4.   Weblink bron “Ajax-FC Utrecht is Timber vs. Timber: 'Trap uitdelen als hij lastig doet'” (03-10-2021), NOS