doodschoppen
- Geluid: doodschoppen (hulp, bestand)
- IPA: / ˈdotsxɔpə(n) / (3 lettergrepen)
- dood·schop·pen
doodschoppen
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
doodschoppen |
schopte dood |
doodgeschopt |
zwak -t | volledig |
- (figuurlijk) iemand heel hard trappen; iemand een doodtrap verkopen
- iemand met een harde trap doden
- ze moesten je doodschoppenkrachtige verwensing, uiting van haat
de doodschoppen mv
- meervoud van het zelfstandig naamwoord doodschop
- ▸ Bij NEC-Vitesse werden op het veld doodschoppen uitgedeeld.[5]
- Het woord doodschoppen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ doodschoppen op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Weblink bron “Hogere celstraffen voor mannen die opdracht gaven tot mesaanval op advocaat” (Woensdag 17 maart 2021), NOS
- ↑ Weblink bron “4 jaar cel voor doodschoppen Jip Jurg in Rotterdam” (Woensdag 18 september 2019), NOS
- ↑ Weblink bron Johan Schölvinck“Televisie is medeplichtig aan voetbalgeweld” (18 oktober 2021) op nrc.nl