doodsbeenderenboom


Nederlands

 
Gymnocladus dioicus in de winter.
Uitspraak
  • (IPA in voorbereiding)
Woordafbreking
  • doods·been·de·ren·boom
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord doodsbeenderenboom doodsbeenderenbomen
verkleinwoord doodsbeenderenboompje doodsbeenderenboompjes

Zelfstandig naamwoord

de doodsbeenderenboomm

  1. (bloemplanten) Gymnocladus dioicus   een loofboom die inheems is in de Amerikaanse middenwesten   en een strook daarbuiten, aan de zuid- en oostkant. De noordkant van zijn verspreidingsgebied raakt net aan de Grote Meren. Hij komt niet van nature in Nederland voor. Hij floreert alleen in draslanden met zoet water en men vermoedt dat hij dat water nodig heeft om zijn zaden na rotting te laten ontkiemen
Hyperoniemen


Gangbaarheid

Meer informatie