• dood·ge·mak·ke·lijk
stellend
onverbogen doodgemakkelijk
verbogen doodgemakkelijke
partitief doodgemakkelijks

doodgemakkelijk

  1. heel erg eenvoudig te begrijpen of te doen
     De perrons waren levensgroot genummerd. Niemand hoefde mij meer naar mijn trein te brengen. Ook het kopen van een kaartje was doodgemakkelijk.[2]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron
    Gerrit Krol
    “British Rail” (20 februari 1996) op nrc.nl