domstad Utrecht
  • dom·stad
enkelvoud meervoud
naamwoord domstad domsteden
verkleinwoord

de domstadv / m

  1. een stad met een kathedraal (in Nederland wordt meestal Utrecht bedoeld, in Duitsland gaat het meestal over Aken of Keulen)
    • Het incident begon 's middags in een vestiging van McDonald's op het drukke treinstation van de Duitse domstad, aldus de politie vanavond op een persconferentie. De man - wiens identiteit nog niet bekend is - gooide met een molotovcocktail, waardoor een meisje van 14 jaar brandwonden opliep. [1] 
  2. bijnaam voor Utrecht
     De drukte die er heerste op de verkeersader die naar het hart van de domstad leidde, benauwde haar.[2]
    • De domstad troefde daarmee Amsterdam af. [3] 
90 % van de Nederlanders;
33 % van de Vlamingen.[4]