Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • dom·me·ling
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord dommeling dommelingen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de dommelingv

  1. een toestand van kortdurende lichte slaap
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

63 % van de Nederlanders;
54 % van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen