distress
- Geluid: distress (VS) (hulp, bestand)
- IPA: /dɪˈstɹɛs/
- zn: via Middelengels distresse van Oudfrans destrece
- ww: via Middelengels distressen van Oudfrans destrecier
enkelvoud | meervoud |
---|---|
distress | distresses |
distress
vervoeging | |
---|---|
onbepaalde wijs | to distress |
he/she/it | distressed |
verleden tijd | distressed |
voltooid deelwoord |
distressing |
onvoltooid deelwoord |
distressing |
gebiedende wijs | distress |
distress
- overgankelijk bedroeven, beangstigen, verdriet doen, leed berokkenen
- overgankelijk kwellen, uitputten
- (juridisch) beslag leggen op
- In onderzoek van 2014-2018 door het Centrum voor Leesonderzoek werd "distress" herkend door:
99 % | van de Amerikanen; |
100 % | van de Britten.[1] |
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 18 februari 2020 “Measures of word prevalence for 61,800 English words” op ugent.be