disputare
- afgeleid van putāre "beschouwen, berekenen" met het voorvoegsel dis- "uiteen, elk afzonderlijk"
stamtijd | |||
---|---|---|---|
infinitief | 1e pers. enk. ind. praes. act. |
1e pers. enk. ind. perf. act. |
supinum |
disputare | dīspǔtō | disputavi | disputatum |
eerste vervoeging | volledig |
dīspǔtāre
- uitrekenen, afrekenen;
- uiteenzetten, voordragen;
- (over een zaak) disputeren, redetwisten, (een zaak) bespreken, onderzoeken, behandelen;
- s.v. dispǔto, in J.B. Kan - H.P. Schröder(ed.), Latijnsch-Nederlandsch Woordenboek, Utrecht, 1864, p. 165.
vervoeging van |
---|
disputar |
disputare