berekenen
- be·re·ke·nen
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
berekenen |
berekende |
berekend |
zwak -d | volledig |
berekenen
- overgankelijk door rekenen iets bepalen
- De kosten daarvan zijn al berekend.
- hoeveel geld ergens voor gevraagd wordt
- Hij rekent wel erg veel voor zijn diensten.
- calculeren, uitrekenen
- becijferen, in rekening brengen, meerekenen, tellen
1. door rekenen iets bepalen
- Het woord berekenen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "berekenen" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[1] |
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be