dipool
- di·pool
- In de betekenis van ‘dubbele pool’ voor het eerst aangetroffen in 1942 [1]
- afgeleid van pool met het voorvoegsel di- [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | dipool | dipolen |
verkleinwoord | dipooltje | dipooltjes |
- voorwerp met twee polen:
- (elektrotechniek) component met twee aansluitpunten
- (natuurkunde) molecule waarin de zwaartepunten van positieve en negatieve elektrische lading niet samenvallen
- Het watermolecuul is een sterke dipool.
- Het woord dipool staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "dipool" herkend door:
35 % | van de Nederlanders; |
49 % | van de Vlamingen.[4] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "dipool" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ dipool op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be