• IPA: /dɨˈmɔːr/
  • di·mår
  • Ontstaan uit het Latijnse dies Martis (dinsdag, de dag van Mars).
enkelvoud meervoud
zonder lidwoord met lidwoord zonder lidwoord met lidwoord
  dimår     li dimår     dimårs     les dimårs  

dimår m

  1. dinsdag


Dagen in het Waals
londi, dilon
maandag
mårdi, dimår
dinsdag
mierkidi, dimiek
woensdag
djudi, diyou
donderdag
vénrdi, divénr
vrijdag
semdi
zaterdag
dimegne
zondag