dijkbreuk
- dijk·breuk
- samenstelling van dijk en breuk
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | dijkbreuk | dijkbreuken |
verkleinwoord | dijkbreukje | dijkbreukjes |
de dijkbreuk m
- het bezwijken van een waterkering, waarbij deze doorbroken wordt
- Door die onverwachte dijkbreuk liep de hele polder onder.
- Het woord dijkbreuk staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "dijkbreuk" herkend door:
97 % | van de Nederlanders; |
97 % | van de Vlamingen.[1] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be