• diep·ge·wor·teld
stellend
onverbogen diepgeworteld
verbogen diepgewortelde
partitief diepgewortelds

diepgeworteld [1]

  1. van iets dat het al lange tijd tot de kern van iemands identiteit hoort
     Onderworpen aan haar hartstocht voor koppelarij, die zo diepgeworteld is in de Romaanse aard, was mademoiselle altijd blij als ze hen beiden samen aantrof, stak dan veelbetekenend een dreigend vingertje naar hen op en knipoogde schalks.[2]
     Gyarmati, die nog altijd vloeiend Nederlands spreekt, denkt dat bepaalde opvattingen in Hongarije te diepgeworteld zijn voor grote veranderingen. "Mensen die op dit gebied heel conservatief zijn, gaan echt niet veranderen als ze overal regenboogkleuren zien. Misschien beschouwen zij de acties juist als een soort agressieve druk."[3]


  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. “Dokter Zjivago” (1957), G.A. van Oorschot  , ISBN 9789028261396
  3.   Weblink bron
    Erika de Joode
    “Regenboogacties zijn steun voor Hongaarse lhbti'ers, 'maar wet is wet'” (24-06-2021), NOS