detoneren
- de·to·ne·ren
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘ontploffen’ voor het eerst aangetroffen in 1793 [1]
- afgeleid van het Franse détoner (met het voorvoegsel de- en met het achtervoegsel -eren) [2] [3] [4]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
detoneren |
detoneerde |
gedetoneerd |
zwak -d | volledig |
detoneren [5]
- ergatief tot ontploffing brengen [6]
- Een vonk ten gevolge van een statische ontlading detoneerde het explosieve mengsel.
- misstaan, uit de toon vallen, vals spelen ((muziek)) [7]
- (muziek): het plotseling veranderen van de tonaliteit van een muziekstuk zonder dat er enig verband wordt aangebracht in de gebruikte akkoorden vóór en na de overgang [8]
- Wanneer een stuk detoneert, kan dat een bijzonder opvallend moment opleveren; bij herhaling ervan kan het stuk echter erg banaal gaan klinken.
- Het woord detoneren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "detoneren" herkend door:
91 % | van de Nederlanders; |
81 % | van de Vlamingen.[9] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "detoneren" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Wiktionnaire
- ↑ detoneren op website: Etymologiebank.nl
- ↑ detoneren op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ ontploffen detoneren op website: Etymologiebank.nl
- ↑ misstaan detoneren op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be