detineren
naamwoord van handeling | |
---|---|
zelfstandig | bijvoeglijk |
detineren | detinerend |
detinering | gedetineerd |
detentie |
- de·ti·ne·ren
- Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘in hechtenis houden’ voor het eerst aangetroffen in 1574 [1]
- afgeleid van het Franse détenir (met het voorvoegsel de- en met het achtervoegsel -eren) [2]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
detineren |
detineerde |
gedetineerd |
zwak -d | volledig |
detineren
- overgankelijk iemand van staatswege gevangen houden
- De vermoedelijke terroristen werden in Guantanomo gedetineerd.
- Het woord detineren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "detineren" herkend door:
91 % | van de Nederlanders; |
88 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ "detineren" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Wiktionnaire
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be