• de·rail·le·ment
enkelvoud meervoud
naamwoord deraillement deraillementen
verkleinwoord - -

deraillement o

  1. (spoorwegen) (verouderd) ongeluk waarbij een deel van een trein uit de rails raakt
      Het eerste uur liep de locomotief twaalf keer uit de rails. Bij ieder déraillement liet het personeel zich uit de trein zakken, en werden de wielen met vereende krachten weer op de rails getild.[1]
  2. (figuurlijk) ontwikkeling met een resultaat dat sterk afwijkt van normen of verwachtingen
     Op de Nederlandse Antillen is de overheidsschuld buitensporig in verhouding tot de lokale economie, de zorg voor de volksgezondheid laat te wensen over, kinderen die voortijdig van school gaan en geen uitzicht op werk hebben, verdienen in groten getale grof geld met handel in drugs. (…) Waarom is voor het koninkrijk geen beleid ontwikkeld om het deraillement in de Nederlandse Antillen te keren?[2]
  1.   Weblink bron
    Freedman, Benedict & Freedman, Nancy {vert. Muller, Anton J.)
    “Mrs. Mike” (1949), G.W. Breughel, Amsterdam, p. 278
  2.   Weblink bron
    Lammert de Jong
    “Red de Antillen voor het te laat is” (8 december 2005) op nrc.nl