derailleren
- Geluid: derailleren (hulp, bestand)
- de·rail·le·ren
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘ontsporen’ voor het eerst aangetroffen in 1896 [1]
- afgeleid van het Franse dérailler (met het voorvoegsel de- en met het achtervoegsel -eren)
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
derailleren |
derailleerde |
gederailleerd |
zwak -d | volledig |
derailleren
- ergatief ontsporen
- Hij was alles behalve gerust, toen hij hoorde, dat de trein gederailleerd was.[2]
- ergatief van de wijs raken
- Het woord derailleren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "derailleren" herkend door:
68 % | van de Nederlanders; |
70 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ "derailleren" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ English Grammar for Dutch Schools C. van Teil1934
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be