• den·gue·pa·ti·ent
enkelvoud meervoud
naamwoord denguepatiënt denguepatiënten
verkleinwoord

de denguepatiëntm

  1. (medisch) iemand die lijdt aan knokkelkoorts
     De denguepatiënt krijgt na besmetting hoge koorts, hevige hoofdpijn en verliest de eetlust vanwege misselijkheid en braken. Er ontstaat huiduitslag op borst en benen. De aandoening gaat ook gepaard met gewrichtspijn, vandaar de benaming knokkelkoorts.[1]
     In Vietnam is het aantal denguepatiënten de eerste helft van dit jaar verdrievoudigd ten opzichte van 2018: al meer dan 88.000 mensen raakten besmet.[2]
  1.   Weblink bron
    Wim van Hengel
    “Knokkelkoorts breidt zich snel uit” (22 april 2011), Reformatorisch Dagblad
  2.   Weblink bron
    wle
    “‘Belgische toeristen moeten oppassen voor knokkelkoorts’” (21/07/2019), De Standaard