demograaf
- de·mo·graaf
- In de betekenis van ‘beschrijver van volkeren’ voor het eerst aangetroffen in 1953 [1]
- met het voorvoegsel demo- en met het achtervoegsel -graaf
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | demograaf | demografen |
verkleinwoord | - | - |
de demograaf m
- (beroep) iemand die studie verricht naar de samenstelling van de bevolking naar bijvoorbeeld leeftijd, geslacht, nationaliteit, etniciteit en/of beroep
- Volgens demograaf Bernard Salt kleven er duidelijke gevaren aan de 'smartphone-verslaving'. [2]
- Het woord demograaf staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "demograaf" herkend door:
94 % | van de Nederlanders; |
93 % | van de Vlamingen.[3] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "demograaf" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ computerworld.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be