Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • de·fi·nië·ren, de·fi·ni·eren
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘duidelijk omschrijven’ voor het eerst aangetroffen in 1650 [1]
  • afgeleid van het Franse définir (of daarvoor van het Latijnse 'fīnīre' (beëindigen) met het voorvoegsel de-) met het achtervoegsel -eren
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
definiëren
definieerde
gedefinieerd
zwak -d volledig
naamwoord van handeling
zelfstandig bijvoeglijk
definitie definitief

Werkwoord

definiëren

  1. overgankelijk de aard van iets in een omschrijving vastleggen
    • In een woordenboek wordt de betekenis van ieder woord gedefinieerd. 
    • In de wiskunde moet je alles heel precies definiëren. 
     Hoewel de meeste bewoners van de omliggende wijken het meestal als 'kanaal' aanduidden, vertikte zij het de strook water zo te definiëren.[2]
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen