decanaal
- de·ca·naal
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | decanaal | decanaler | decanaalst |
verbogen | decanale | decanalere | decanaalste |
partitief | decanaals | decanalers | - |
decanaal [1]
- van een decaan of deken, een decanaat
- Het woord decanaal staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "decanaal" herkend door:
42 % | van de Nederlanders; |
75 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be