• de·bet·zij·de
enkelvoud meervoud
naamwoord debetzijde debetzijdes
debetzijden
verkleinwoord

de debetzijdev / m

  1. (boekhouding) de linkerzijde van een boekhouding waar o.a. de kostenrekeningen staan
     Willem Augustijn schrok op uit zijn ontzetting en noteerde het aan debetzijde.[2]
     Professor Katsuhiro Miyamoto van de Kansai Universiteit heeft berekend dat het niet doorgaan van de Olympische Spelen de Japanse overheid een economische strop van 35 miljard euro oplevert. Het jaar uitstel van Tokio 2020 heeft inmiddels al 1,9 miljard euro aan de debetzijde van de balans opgeleverd.[3]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Gewassen vlees”   (2014), Em. Querido's Uitgeverij  , ISBN 9789021436173
  3.   Weblink bron
    Luuk Blijboom
    “'Door trage vaccinaties is er geen basis voor veilige Olympische Spelen'” (26-04-2021), NOS