Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • dash·board·kast·je
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord - -
verkleinwoord dashboardkastje dashboardkastjes

Zelfstandig naamwoord

het dashboardkastjeo dim. tant.

  1. een afsluitbaar vak binnen handbereik van de passagier in een auto
    • Hij legde zijn pistool in het dashboardkastje. 
     Ik kom eraan. Even wat papieren in het dashboardkastje leggen.[1]
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

Verwijzingen