Nederlands

 
dartbord
Uitspraak
Woordafbreking
  • dart·bord
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord dartbord dartborden
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

het dartbordo

  1. (sport) het bord waarna je de pijltjes met darten moet gooien
    • Vlak voor kerst verbleef ik een weekje in een appartement in Oost-Berlijn. Aan een van de muren hing een dartbord. Op de eerste dag pakte ik de pijltjes en gooide: één in de rand, twee naast het bord. De dagen erop werd het niet veel beter. Ik verwacht nog een naheffing van de eigenaar voor het opnieuw stuccen van de muur.[1] 
    • Op tv zag het er zo eenvoudig uit. Eenvoudig en enigszins absurd - stenen fluitketels, bezems en een soort dartbord op het ijs, met in het midden een witte ‘bullseye’. Doel is de curlingsteen zo dicht mogelijk bij dat midden te krijgen; de bezems zijn er om de baan te boenen en de steen extra vaart te geven.[2]  
Vertalingen

Gangbaarheid

96 % van de Nederlanders;
83 % van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen

  1. NRC Wilfried de Jong 4 januari 2016
  2. NRC Gemma Venhuizen 7 maart 2014
  3.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be