Nederlands

 
damesvoetbal
Uitspraak
Woordafbreking
  • da·mes·voet·bal
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord damesvoetbal
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

het damesvoetbalo

  1. (voetbal) voetbal beoefend door vrouwen
     Vroeger gingen we met de fiets naar de kermis of de braderie. Met meerdere generaties tegelijk. Dat was het feest dat we allemaal wilden vieren, waar we samen wilden zijn. Daarom is bijvoorbeeld het damesvoetbal ook een groot succes: omdat we het met zijn allen vieren.[1]
     Slappendel krijgt serieuze signalen dat hetzelfde aan de gang is in bijvoorbeeld in het damesvoetbal. "We spreken vaak Europese vakbonden van andere sporten, dan komen er altijd veel herkenbare discussiepunten boven tafel."[2]
Synoniemen

Gangbaarheid

Meer informatie

Verwijzingen

  1.   Weblink bron
    Carmen Dorlo
    “'Bij de Toppers staat de minister-president naast een bakker'” (31-05-2019), NOS
  2.   Weblink bron “Ontspoorde wielercontracten: 'Ontslag bij zwangerschap en bij ziekte'” (15-05-2018), NOS