Nederlands

 
dagzoom van een kolenlaag
Uitspraak
Woordafbreking
  • dag·zoom
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord dagzoom dagzomen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de dagzoomm

  1. (geologie) waar een gesteente aan het oppervlak komt
Vertalingen

Gangbaarheid

41 % van de Nederlanders;
39 % van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen