dagpas
- dag·pas
- samenstelling van dag zn en pas zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | dagpas | dagpassen |
verkleinwoord | dagpasje | dagpasjes |
de dagpas m
- toegangsbewijs dat één dag geldig is
- Naast de gratis nieuwssite komt een ‘Plus-omgeving’, waarvoor je als bezoeker een dag- of maandpas moet kopen. De dagpas gaat 0,70 euro kosten. [1]
- Van buiten de linie komende, moeten nu ook de vrouwen zich van een dagpas voorzien, doch hoe haar te onderscheiden van de dames, die binnen de postenketen wonen en geen briefje noodig hebben? [2]
- toegangsbewijs dat overdag geldig is
- Zowel de dagpas als de avondpas omvat het gebruik van alle saunafaciliteiten en baden. [3]
- [2] avondpas
- Het woord dagpas staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "dagpas" herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[4] |
- ↑ Bedrag Dagpas 0,70 (11 december 2012) op website: nrc.nl; geraadpleegd 2017-11-15
- ↑ Observator"Atjeh-causeriën XXXVII." in: Soerabaijasch Handelsblad jrg. 33 nr. 132 (10 juni 1885); p. 5 kol. 2; (oudste vindplaats op Delpher) geraadpleegd 2017-11-15
- ↑ Ontdek onze dag -en avondpas op website: thermen-r.be; geraadpleegd 2017-11-15
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be