• dag·or·der
enkelvoud meervoud
naamwoord dagorder dagorders
verkleinwoord

de dagorderv / m, het dagordero

  1. (militair) een bericht met bijzonder nieuws dat aan de verzamelde troepen wordt voorgelezene dag moet uitvoeren
     De volgende dag werd er in de dagorder niets over gezegd; als je je kop er maar bij houdt[2]
     Willem-Alexanders moeder Beatrix stuurde Defensie vanochtend ook al een Dagorder. Zij bedankte de militairen en burgermedewerkers van Defensie voor hun inzet. Ze zei erop te vertrouwen dat Defensie ook onder Willem-Alexander opkomt voor vrede en recht. Een Dagorder is een bericht met bijzonder nieuws dat aan de verzamelde troepen wordt voorgelezen.[3]
  2. (effectenhandel) een order die alleen op de dag waarop hij opgegeven is, geldig is
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. “Oorlog en Vrede” (1869), van Oorschot, ISBN 978902825115 1
  3.   Weblink bron “Koninklijke Dagorder voor Defensie” (30-04-2013,), NOS