Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • dag·lo·ner
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord dagloner dagloners
verkleinwoord daglonertje daglonertjes

Zelfstandig naamwoord

de daglonerm

  1. (beroep) een arbeider die per dag werd betaald en die met name in de land- en tuinbouw werkte
    • Een ZZP'er of iemand met een nul-uren contract is de moderne dagloner. 
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

91 % van de Nederlanders;
93 % van de Vlamingen.[1]

Meer informatie

Verwijzingen

  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be