Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • be·zol·dig·de

Werkwoord

vervoeging van
bezoldigen

bezoldigde

  1. enkelvoud verleden tijd van bezoldigen
    • Ik bezoldigde. 
    • Jij bezoldigde. 
    • Hij, zij, het bezoldigde. 
  2. verbogen vorm van bezoldigd, voltooid deelwoord van bezoldigen