bezoldigde
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: bezoldigde (hulp, bestand)
Woordafbreking
- be·zol·dig·de
Werkwoord
vervoeging van |
---|
bezoldigen |
bezoldigde
- enkelvoud verleden tijd van bezoldigen
- Ik bezoldigde.
- Jij bezoldigde.
- Hij, zij, het bezoldigde.
- Ik bezoldigde.
- verbogen vorm van bezoldigd, voltooid deelwoord van bezoldigen