cursusgeld
- Geluid: cursusgeld (hulp, bestand)
- cur·sus·geld
- samenstelling van cursus en geld
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | cursusgeld | cursusgelden |
verkleinwoord |
het cursusgeld o
- (onderwijs) geld dat je moet betalen om een cursus te kunnen volgen
- Het cursusgeld van TaaleNT2 is ongeveer 1000 - 2000 euro per leerjaar.
- Voordat je je diploma krijgt moet je eerst je cursusgeld betalen.
- Het woord cursusgeld staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.