Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • cur·sus·prijs
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord cursusprijs
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de cursusprijsv / m

  1. (onderwijs) geld dat je moet betalen om een cursus te kunnen volgen
    • De cursusprijs van TaaleNT2 is ongeveer 1000-2000 euro per leerjaar. 
    • Voordat je je diploma krijgt moet je eerst je cursusprijs betalen. 
Synoniemen
  1. cursusgeld

Gangbaarheid